De passages uit het rapport die de minimumnormen van de rechtsstaat niet doorstaan.

DOORLICHTING VERKIEZINGSPROGRAMMA’S 2021

Rapport van de Commissie Rechtsstatelijkheid in Verkiezingsprogramma’s 2021

ingesteld door de Nederlandse orde van advocaten

 

Staatkundig denken is de trend. De commissie heeft bij zeven van de veertien onderzochte partijprogramma’s voorstellen aangetroffen die de toets aan de minimumnormen van de rechtsstaat niet doorstaan. Het gaat dan vaak om voorstellen op het gebied van immigratie en asiel. Die voorstellen kregen de diskwalificatie rood, meestal omdat ze openlijk discrimineren ten opzichte van bepaalde groepen burgers of hun de toegang tot de rechter ontzeggen of belemmeren.

Maar toch is het beeld dat de commissie heeft gekregen van de plannen van de meeste onderzochte partijen uiteindelijk positief. Het is duidelijk dat alle partijen worstelen met het antwoord op de vraag hoe onze democratie staatkundig moet worden (her)ingericht om te voldoen aan de eisen van deze turbulente tijd, hoe burgers beter betrokken kunnen worden bij ingrijpende besluiten die door de politiek genomen moeten worden, hoe instituties als de rechterlijke macht versterkt kunnen worden, juist om de grondrechten van burgers te beschermen. Dit is de rechtsstatelijke opgave die voor de komende vier jaar partijen verbindt.

Het hele rapport vindt u hier

Hieronder de plannen die regelrecht in strijd zijn met de rechtsstaat:

CDA

“Een reeds verleende asielstatus of verblijfsvergunning kan niet zomaar worden ingetrokken, zoals het CDA op pagina 88 van haar verkiezingsprogramma voorstelt, ook niet bij radicalisering. Verdragsbepalingen en wet- en regelgeving moeten immers door een overheid die zich aan de eigen regels houdt worden nageleefd en de voorgestelde maatregelen behoren aan rechterlijke toetsing te kunnen worden onderworpen. “

 

Forum voor Democratie

Op pagina 6 en 7 van het verkiezingsprogramma bepleit het Forum voor Democratie een terugtreding uit het Internationaal Strafhof en het Europees Hof voor de Rechten van de Mens, welke instanties juist in het leven zijn geroepen om over de naleving van algemeen aanvaarde fundamentele rechten en vrijheden te waken. Op welke wijze wel in de naleving wordt voorzien, blijft onduidelijk, zodat het er alle schijn van heeft dat niet aan al die rechten en vrijheden een wezenlijk belang wordt gehecht.

Het zonder meer opzeggen van het VN-vluchtelingenverdrag betekent eveneens dat waarborgen ontbreken voor de toepassing en naleving van universele mensenrechten met betrekking tot vluchtelingen.

Door organisaties die proefprocessen tegen de staat voeren of in de ogen van de diezelfde staat ondermijnende acties tegen haar voeren op voorhand uit te sluiten van de mogelijkheid tot het verkrijgen van subsidie (pagina 8, 26 en 44) misbruikt de staat de bevoegdheid tot het toekennen van subsidies om kritische geluiden van burgers in de kiem te smoren. Ditzelfde geldt voor het verbod op het verlenen van subsidies aan organisaties die een bijzondere etnische of seksuele ‘identiteit’ vertegenwoordigen (pagina 26 en 27). Subsidies worden hier oneigenlijk als zeef gebruikt voor het op voorhand kunnen beperken van de verenigings- en uitingsvrijheid van bepaalde groepen burgers. Het zonder meer laten vervallen van de mogelijkheid om op Nederlands grondgebied asiel aan te vragen en het ontmantelen van de “asielindustrie”, waaronder het staken van gesubsidieerde rechtshulp aan asielzoekers en het verbod aan asielzoekers om in (het ene toegelaten) beroep feiten en omstandigheden te wijzigen (pagina 20 en 21) is in strijd met universele mensenrechten, waaronder het recht op een eerlijk proces.

Ook het voorstel om illegaliteit strafbaar te stellen (pagina 20), dat bij gebreke van nadere uitwerking aan een humane en proportionele behandeling van een bepaalde groep mensen die geen gewoon misdrijf hebben begaan in de weg staat, levert strijd op met rechtsstatelijke waarborgen. Al deze voorstellen openen de poort naar willekeur en maken bepaalde groepen burgers juridisch dakloos.

JA21

Op pagina 10 benadrukt JA21 het belang van de trias politica. Dit betekent echter ook dat – anders dan JA21 betoogt – het aan banden leggen van rechtsvinding door rechters hier niet bij past. Rechtsvinding vereist nu eenmaal een interpretatie van wet – en regelgeving. Ook het op pagina 14 inperken van de bevoegdheid van rechters tot het bepalen van de strafmaat laat zich niet rijmen met een rechtsstaat.

De door JA21 op pagina 10 gewekte suggestie als zou politieke achtergrond een rol spelen bij de benoeming van rechters en leden van het Openbaar Ministerie is feitelijk onjuist. JA21 is voorstander van het publiekelijk laten uitvoeren van straffen waar volgens haar een afschrikwekkende werking van uit zou moeten gaan. Aangezien vonnissen in het algemeen al in het openbaar worden uitgesproken en JA21 zich niet uitspreekt over wat zij nog anders voor ogen heeft, doet de huidige formulering vrezen voor Middeleeuwse schandpaal – en schavot taferelen, die zich bezwaarlijk met onze huidige rechtsstaat laten rijmen.

JA21 stelt een aantal maatregelen voor in het kader van immigratie en asiel (pagina 16 tot en met 18). Zo bepleit zij de quotering van het aantal toe te laten vluchtelingen, is zij voorstander van een versobering van asielprocedures, verlaging van de vergoeding voor asieladvocaten en spreekt zij zich uit voor het strafbaar stellen van illegaliteit. Het uiteindelijke oordeel of personen al dan niet aan de asiel- en verblijfscriteria voldoen is door middel van deugdelijke procedures voorbehouden aan de rechter, welke zich niet in quota laten vangen.

Op pagina 21 betoogt JA21 met recht dat burgers zich zonder vrees frank en vrij moeten kunnen beroepen op hun grondrechtelijke rechten en vrijheden. Door op dezelfde bladzijde evenwel de islamitische leer zonder meer als mogelijk botsend met onze vrije Westerse waarden en normen weg te zetten, wordt een deel van de Nederlandse bevolking enkel op grond van het aanhangen van een bepaalde religie gestigmatiseerd en anders behandeld dan op grond van ieders gelijkheid voor de wet is vereist. Dit laat zich ook niet rijmen met het grondwettelijk recht op vrijheid van godsdienst, dat zich net zoals bij alle andere geloofsovertuigingen laat begrenzen door ieders verantwoordelijkheid voor de wet. Eenzelfde vorm van segregatie en stigmatisering geldt voor het verbod op buitenlandse financiering van moskeeën en islamscholen.

 

PVV

Met onder andere het intrekken van het verblijfsrecht van Syriërs, het weren van migranten uit islamitische landen, het bepleiten van een volledige asielstop, het sluiten van asielzoekerscentra, een ongedifferentieerd verbod op het verspreiden van ‘islamitische ideologie’ (scholen, moskeeën en Koran), een verbod op het dragen van hoofddoekjes (pagina 8 en 9) tornt de PVV aan de fundamenten van onze rechtsstaat.

Dat de PVV in dit kader bijvoorbeeld op pagina 45 enerzijds het grondwettelijk recht op bijzonder onderwijs verdedigt doch op dezelfde bladzijde een stop op islamitisch onderwijs promoot, valt rechtsstatelijk niet met elkaar te rijmen. Bovendien vindt stigmatisering en discriminatie plaats van een deel van onze bevolking op basis van religie, hetgeen niet in onze Grondwet is in te passen.

Ook het niet hebben van stemrecht en het niet mogen vervullen van politieke functies bij dubbele nationaliteit en het strafbaar stellen van illegaliteit (pagina 9) staan op gespannen voet met onze constitutie.

De PVV toont zich een voorstander van het afschaffen van de publieke omroep en het niet verschaffen van subsidies aan wat zij noemt multiculti clubs (pagina 11 en 13), maar ziet daarbij over het hoofd dat vrije nieuwsgaring en vrijheid van meningsuiting, net als een verbod op het maken van ongerechtvaardigd onderscheid, belangrijke kenmerken van een rechtsstaat zijn.

Het preventief opsluiten van jihadisten en hun sympathisanten via administratieve detentie (pagina 21) opent de mogelijkheid van het willekeurig vastzetten van burgers zonder rechterlijke tussenkomst en bijgevolg zonder een eerlijk proces. Bovendien: wanneer kan iemand worden aangemerkt als jihadist? Wat zijn de criteria om als sympathisant te worden beschouwd? Wie bepaalt dat en hoe wordt gecontroleerd of de vergaande bevoegdheid om iemand van de vrijheid te beroven (en voor hoe lang?) wel correct is toegepast? In een rechterlijke toets is niet voorzien.

 

SGP

De doodstraf kan voor levensdelicten, waaronder terroristische misdrijven, een rechtvaardige straf zijn. Verdachten van ernstige misdrijven als terrorisme of moord moeten daarom ook uitgeleverd kunnen worden aan landen die de doodstraf kennen, mits er sprake is van een goed functionerende rechtsstaat. (pagina 64). De doodstraf schendt het recht op leven en is onomkeerbaar. Bovendien kan het, in elk geval door de wijze van executie, als een wrede en onmenselijke straf worden beschouwd, die in strijd is met het VN-Folterverdrag, waarbij Nederland partij is.

Terroristen moet het Nederlanderschap kunnen worden ontnomen. Mocht dat voor sommigen niet mogelijk zijn, dan moet het voor hen onmogelijk zijn bepaalde voorrechten die verbonden zijn aan het Nederlanderschap uit te oefenen. Te denken is aan het kiesrecht of het recht om in overheidsdienst te werken (pagina 66). Wie beslist wanneer sprake is van een terrorist aan wie en onder welke omstandigheden het Nederlanderschap moet worden ontnomen? Wie beslist, als het ontnemen daarvan niet mogelijk is, welke gevolgen dat heeft? Zonder nauwkeurige uitwerking en zonder te voorzien in rechterlijke tussenkomst is het onderscheid maken tussen Nederlanders in ieder geval rechtsstatelijk uit den boze.

Het indienen van herhaalde, vaak kansloze asielaanvragen wordt veelal gebruikt om tijd te rekken of gedwongen terugkeer te blokkeren. Dit moet echt worden ontmoedigd. Wat daarbij kan helpen is het verminderen van de vergoeding voor rechtsbijstand. Hoger beroep wordt afgeschaft voor migranten uit veilige landen en voor asielzoekers die conform de Dublinverordening naar andere EU-lidstaten moeten worden uitgezet. (pagina 70). Het doel van deze voorstellen komt door hun ongenuanceerde, op bepaalde groepen burgers toegesneden, aard in strijd met het recht om aan de onafhankelijke rechter ingrijpende overheidsbeslissingen die het leven en veiligheid van mensen raken voor te leggen.

Het luid ten gehore brengen van islamitische gebedsoproepen in asielzoekerscentra wordt verboden omdat dit voor andere, vaak getraumatiseerde bewoners uiterst pijnlijk kan zijn (pagina 73). Gebedsoproepen waarbij de islamitische geloofsbelijdenis met geluidsversterking over de omgeving wordt uitgestort, moeten niet langer wettelijk worden toegestaan (pagina 76). Maatregelen die exclusief voor de islamitische geloofsbeleving gelden en niet voor soortgelijke uitingen van andere religies maken ongerechtvaardigd onderscheid tussen mensen op basis van geloof. Buitenlandse financiering van moskeeën wordt verboden (pagina 76). Hier wordt zonder nuancering alleen de islamitische geloofsgemeenschap belemmerd en een ongelijke behandeling voorgestaan tussen deze en andere religieuze groeperingen. Stigmatisering van islamitische gelovigen wordt zo versterkt.

 

SP

Het op pagina 25 van het verkiezingsprogramma voorgestane verbod op de financiering van politieke en religieuze organisaties vanuit het buitenland levert spanning op met onder meer het in de Grondwet neergelegde grondrecht van vrijheid van godsdienst. Uit de context wordt weliswaar duidelijk dat het hier gaat om de bestrijding van terrorisme, doch door het uitdrukkelijk benoemen van moskeeën in dit verband blijkt van stigmatisering en ongelijke behandeling van bepaalde groepen op basis van geloof. Segregatie – van welke kant dit ook komt – schept geen goede cultuur voor een verdere vormgeving van onze rechtsstaat in de 21ste eeuw.

 

VVD

Onder meer op de pagina’s 55 tot en met 58 wordt door de VVD een aantal maatregelen voorgesteld die de immigratie drastisch zouden moeten beperken. Zo kunnen in dit verband genoemd worden: het invoeren van vluchtelingenquota afhankelijk van het maatschappelijk draagvlak, het selecteren van vluchtelingen op basis van maatschappelijke inpasbaarheid, een opschorten van het recht op asiel, het sluiten van de Nederlandse grenzen, het afschaffen van hoger beroep in asielzaken en het opzeggen dan wel aanpassen van het VN – Vluchtelingenverdrag. Het enkel opzeggen of aanpassen van een verdrag ontslaat de overheid nog niet van haar plicht om universeel erkende mensenrechten te respecteren en om mensen in verdrukking bescherming te bieden.

Het onder toezicht houden en zo nodig levenslang in de gaten houden van jihadisten (pagina 63) mag geen levenslange vervolging inhouden van iemand die op grond van een rechterlijk vonnis al bestraffing heeft ondergaan. Het komt ook in strijd met het recht op privacy. Het intrekken van het Nederlanderschap van Nederlanders (pagina 63) mag niet tot stateloosheid leiden.

Het openbaar maken van zwarte lijsten van fraudeurs, zoals de VVD op pagina 67 van haar verkiezingsprogramma voorstelt, die niet alleen binnen de overheid maar ook daarbuiten wordt gedeeld, kan personen levenslang stigmatiseren en zo strijd opleveren met het recht op privacy. Bovendien rijzen hier vragen zoals: wie bepaalt of er sprake is van een fraudeur? Wat zijn de criteria om levenslang als fraudeur op het web bekend te staan?

In een rechtsstaat is adequate rechtsbijstand van belang. Niet alleen daar waar privaatrechtelijke belangen in het geding zijn, maar ook daar waar het de rechtsbescherming tegen de overheid betreft. Het vertrouwelijk kunnen communiceren tussen advocaat en cliënt is hierbij van essentieel belang. De door de VVD op pagina 69 voorgestane mogelijkheid om dit verschoningsrecht van advocaten makkelijker op te heffen kan een inbreuk opleveren op de rechtsstaat, zeker nu een misbruik van dit recht al in de huidige wet – en regelgeving voldoende wordt gesanctioneerd.